In juli 1885 werd na een bouw van bijna tien jaar het Rijksmuseum aan de Stadhouderskade geopend. In oktober van dat jaar kwam Vincent van Gogh speciaal naar Amsterdam om met zijn vriend Anton Kerssemakers het museum te bezoeken, omdat hij er zo naar verlangde de kunstwerken van Frans Hals en Rembrandt van Rijn terug te zien. Na zijn bezoek, schreef hij zijn broer Theo erover:
“De staalmeesters is volmaakt, is – de mooiste Rembrandt – doch die jodenbruid – niet zoo geteld – wat een intiem, wat een oneindig sympathiek schilderij, geschilderd – d’une main de feu.–Ziet ge, Rembrandt in de Staalmeesters is trouw aan de natuur, al gaat hij ook daaren altijd in het hoogere – in ’t allerhoogste – oneindige. Maar toch – Rembrandt kon nog iets anders – als hij niet trouw hoefde te zijn in ’t letterlijke zóó als bij portret – als hij mocht – dichten – poeet d.i. Schepper zijn.– Dat is hij in de Jodenbruid.– Wat zou Delacroix dat Schij juist ook hebben begrepen.– Wat een nobel sentiment, grondeloos diep.– Il faut être mort plusieurs fois pour peindre ainsi– is daar wel op toepasselijk. Doch – over de schilderijen van Frans Hals kan men spreken, hij blijft altijd – op aarde. Rembrandt gaat zoo diep in ’t mysterieuse dat hij dingen zegt waarvoor in geen taal woorden bestaan. Het is teregt dat men zegt van Rembrandt – magicien– dat is geen makkelijk beroep.” Lees de hele brief
Veel werken die Vincent in het Rijksmuseum zag, kende hij al omdat die ten tijde van zijn verblijf in Amsterdam in 1877-1878 tentoongesteld waren in het Trippenhuis of Museum van der Hoop.
Tips & Aanvullingen